Ja Joh! Anders kruip je even voor!

“Ja joh! Anders ga je even voorkruipen. Ik sta hier al een hele tijd te wachten!”

De woorden kwamen luid door de opening van mijn raam, terwijl ik samen met mijn 94-jarige opa in de auto zat. We waren onderweg naar het gemeentehuis, waar hij zijn identiteitskaart moest ophalen. Helaas is hij niet meer in staat om goed te lopen, fietsen of autorijden. Met zijn rollator was het dus belangrijk dat we een parkeerplek dicht bij de ingang zouden vinden.

Toen we de parkeerplaats opdraaiden, zagen we meteen dat de 12 parkeerplekken allemaal bezet waren. Ook stond er een auto met alarmlichten aan de zijkant van de straat. Misschien iemand die even snel brood haalde. Geen idee.

Net toen ik de auto wilde omdraaien om verder te zoeken, zagen we twee dames in hun auto stappen en wegrijden. “Wat een geluk!” zei ik, en ik zette mijn richtingaanwijzer aan om hun plek in te nemen.

En toen gebeurde het. Nog voor ik kon inparkeren, werd er op mijn raam geklopt. Een boze man zei: “Ja joh! Anders ga je even voorkruipen!” en wees naar de auto met alarmlichten. “Ik sta hier al een hele tijd te wachten!”

Mijn hart sloeg even over. “Oh, sorry, ik had niet door dat je daar stond te wachten,” zei ik rustig. “Maar ik zit hier met mijn opa, die niet ver kan lopen. We moeten naar het gemeentehuis, en deze plek is echt belangrijk.”

Maar de man bleef boos. “Ik heb een werkafspraak en dat is ook belangrijk!”

Ik voelde irritatie opkomen. Als hij echt al zo lang stond te wachten, had hij ook naar de parkeerplaats 300 meter verderop kunnen rijden. Dus vroeg ik, iets minder beleefd, of hij misschien goed ter been was en of dat voor hem een optie zou zijn.

Hij draaide zich om, boos, en liep terug naar zijn auto.

Ik keek naar mijn opa. “Zullen we die extra 300 meter dan maar lopen? Of wil je hier even op een bankje wachten?”

Ik zette de auto in zijn achteruit.

Maar toen klopte er opnieuw iemand op mijn raam. Twee vriendelijke, gerimpelde ogen. “Ik hoorde wat er gebeurde,” zei een bejaarde man. “Ik zet mijn auto wel even ergens anders.” Geen idee waar hij vandaan kwam, maar wat een lichtpuntje was hij op dat moment.

Die week had ik drie vergelijkbare situaties. Felle reacties, scherpe woorden, projecties van frustraties die niets met mij te maken hadden.

Wat jammer.

Natuurlijk, voor mij zijn het ook lessen. Bij de derde keer kon ik het beter loslaten dan bij de eerste. Maar het maakt me ook verdrietig. Want ik zie het overal om me heen. In het verkeer, op het werk, zelfs bij vrijwilligerswerk.

Het kan zó anders. Zó veel liefdevoller.

Wat als mensen zich iets vaker afvragen: wat voel ik eigenlijk écht vanbinnen? Heeft dit iets met die ander te maken? Of is het mijn eigen gevoel dat zich op dit moment uit?

En als het wél met de ander te maken heeft, hoe blijf ik dan in contact met wat van mij is – en wat van die ander? Hoe communiceer ik dat? En als ik toch fel heb gereageerd, waarom niet gewoon zeggen: “Hé, ik zie dat ik niet oké ben en dat reageer ik op jou af. Sorry.”

HET LEEFT ZOVEEL MAKKELIJKER (zei ik FEL!).

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.